Spelregelvragen april 2019

1. Op slag van rust wordt een doelpunt gescoord. De scheidsrechter kent het doelpunt toe, maar in plaats van nog te laten aftrappen fluit hij onmiddellijk af voor de rust. Terwijl iedereen nog op het speelveld is, krijgt de scheidsrechter van zijn assistent via de headset te horen dat het doelpunt door de aanvaller met de hand is gescoord. Wat moet de scheidsrechter nu beslissen als hij het advies van zijn assistent-scheidsrechter overneemt?

a. Hij annuleert het doelpunt en laat de spelers gaan rusten.

b. Hij annuleert het doelpunt, toont de aanvaller een gele kaart en laat de spelers gaan rusten.

c. Hij annuleert het doelpunt, toont de aanvaller een gele kaart en laat een directe vrije schop nemen op de plaats waar ‘hands’ was gemaakt. Onmiddellijk hierna fluit hij af voor de rust.

d. Hij kent een doelpunt toe, want hij had gefloten voor de rust.

2. Een speler is door de scheidsrechter naar de kant verwezen om zijn uitrusting in orde te maken, dan mag de speler het veld weer betreden:

a. Als hij tijdens het spel een teken krijgt van de 4e official

b. Als hij tijdens het spel een teken krijgt van de scheidsrechter

c. Als hij tijdens het spel een teken krijgt van de eerste assistent-scheidsrechter

d. Als het spel is onderbroken

3. Een speler die behandeld is aan een blessure wacht aan de zijlijn op toestemming om het speelveld te betreden. Vanaf deze plek achter de zijlijn gooit hij een bidon naar een tegenstander die binnen het speelveld loopt. Wat moet de scheidsrechter beslissen als hij hiervoor het spel heeft onderbroken?

a. Hij toont de speler de rode kaart en laat het spel hervatten met een scheidsrechtersbal op de plaats waar de bal was toen het spel werd onderbroken.

b. Hij toont de speler de rode kaart en laat het spel hervatten met een indirecte vrije schop voor de tegenpartij op de plaats waar de bal was toen het spel werd onderbroken.

c. Hij toont de speler de rode kaart en laat het spel hervatten met een directe vrije schop voor de tegenpartij op de plaats waar de bidon de tegenstander raakte of geraakt zou hebben, of met een strafschop als dit binnen het strafschopgebied van de overtreder was.

d. Hij toont de speler de rode kaart en laat het spel hervatten met een indirecte vrije schop voor

4. Welke van de onderstaande overtredingen moet bestraft worden met een directe vrije schop (of strafschop)?

a. Een speler trapt met een hoog geheven been, maar raakt daarbij zijn tegenstander niet.

b. Een speler spuwt naar een toeschouwer.

c. Een speler probeert een tegenstander te slaan.

d. Een speler voorkomt dat de doelverdediger de bal uit zijn handen in het spel kan brengen.-

5. Een veldspeler die een tegenstander duwt, moet alleen worden bestraft met een directe vrije schop c.q. strafschop, indien dit:

a. Onvoorzichtig, onbesuisd of gepaard gaande met buitensporige inzet gebeurt.

b. Naar het oordeel van de scheidsrechter gebeurt.

c. Geen correcte schouderduw is.

d. Met twee handen gebeurt.

6. De doelverdediger vangt de bal met beide handen en wil de bal uittrappen. Een tegenstander loopt in het strafschopgebied richting eigen speelhelft. De doelverdediger schiet de bal tegen de achterkant van de hand van de aanvaller. Daardoor komt de aanvaller verrassend in het bezit van de bal, draait zich om en scoort. Wat beslist de scheidsrechter?

a. Het doelpunt wordt afgekeurd, omdat de aanvaller de doelverdediger het uittrappen belet.

b. Het doelpunt wordt afgekeurd, omdat de aanvaller de bal opzettelijk met de hand speelt.

c. Het doelpunt wordt toegekend, omdat de aanvaller de bal niet opzettelijk met de hand speelt.

d. Het doelpunt wordt afgekeurd, omdat de aanvaller zich nog in het strafschopgebied bevindt.

7. De verdedigende partij mag in het eigen strafschopgebied een vrije schop nemen. De doelverdediger plaatst de bal naar een medespeler, die de bal terugspeelt. Wat beslist de scheidsrechter?

a. Altijd door laten spelen.

b. Alleen door laten spelen als de bal rechtstreeks buiten het strafschopgebied is geplaatst en de doelverdediger de bal niet met zijn handen aanraakt.

c. Vrije schop laten overnemen.

d. Indirecte vrije schop voor de aanvallende partij op de plaats waar de bal het strafschopgebied verliet.

8. Een speler neemt een indirecte vrije schop vanuit zijn eigen strafschopgebied. De bal is in het spel nadat:

a. Hij een afstand gelijk aan zijn omtrek heeft afgelegd.

b. Hij rechtstreeks buiten het strafschopgebied is getrapt.

c. Hij door een medespeler of tegenstander is aangeraakt.

d. Hij een afstand gelijk aan zijn omtrek heeft afgelegd en buiten het strafschopgebied is gekomen.

9. Een speler die zich op de zijlijn bevindt, beledigt op grove wijze een wisselspeler van de tegenpartij die zich in de dug-out bevindt. De scheidsrechter hoort dit en onderbreekt hiervoor het spel. Hij beslist nu juist als hij:

a. De speler een waarschuwing geeft en het spel hervat met een scheidsrechtersbal.

b. De speler van het veld stuurt en het spel hervat met een directe vrije schop.

c. De speler van het veld stuurt en het spel hervat met een indirecte vrije schop.

d. De speler van het veld stuurt en het spel hervat met een scheidsrechtersbal.

10. Eén der ploegen speelt met tien man. Na een kwartier meldt de elfde speler zich. Hoe reageert de scheidsrechter?

a. Hij reageert niet; een aanvullende speler kan zonder toestemming het speelveld in.

b. Hij onderbreekt het spel en laat de speler toe.

c. Hij wacht tot de bal uit het spel is en laat dan de speler toe.

d. Hij geeft de speler een teken dat hij het speelveld in mag komen, terwijl de wedstrijd gewoon doorgaat.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
B B C C A C B B C D